Korte samenvatting feiten :
De eiser in deze zaak is verzekerd voor rechtsbijstand bij DAS. Nadat hij ontslagen is, wil hij met een advocaat van zijn eigen keuze een procedure starten tegen zijn ex-werkgever. Hij beroept zich bij deze keuze op EG Richtlijn 87/344 en de implementatie hiervan in de Nederlandse Wet Financieel Toezicht artikel 4.67.
DAS is het hier niet mee eens en beroept zich op de polisvoorwaarden waarin o.a. staat dat de verzekerde bij een procedure pas het recht heeft om een eigen advocaat te kiezen nadat DAS tot de conclusie is gekomen dat externe rechtsbijstand gerechtvaardigd is. Nadat het Hof in Amsterdam DAS in het gelijk heeft gesteld, komt de zaak bij de Hoge Raad die kiest voor een tussenarrest met twee prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie:
- 1. Laat artikel 4 lid 1 van Richtlijn 87/344/EEG toe dat een rechtsbijstandverzekeraar die in zijn polissen regelt dat rechtsbijstand in gerechtelijke of administratieve procedures in beginsel zal worden verleend door werknemers van de verzekeraar, tevens nog bedingt dat de kosten van rechtsbijstand van een door de verzekerde vrij gekozen advocaat of rechtsbijstandverlener slechts onder de dekking vallen indien de verzekeraar van mening is dat de behandeling van de zaak aan een externe rechtshulpverlener moet worden uitbesteed?
- 2. Maakt het voor de beantwoording van de eerste vraag verschil of voor de betreffende gerechtelijke of administratieve procedure rechtsbijstand wel of niet verplicht is?
Op 7 november 2013 bepaalt het Europese Hof van Justitie dat richtlijn 87/344/EEG artikel 4-lid 4 zo moet worden uitgelegd dat verzekerden van een rechtsbijstandsverzekering in alle procedures het recht hebben om hun eigen advocaat te kiezen. Dit geldt dus ook als procesvertegenwoordiging door een advocaat niet verplicht is.
Op 21 februari 2014 sluit de Hoge Raad zich in haar conclusie bij de uitspraak van het Europese Hof aan.
De Hoge Raad zal deze zaak niet zelf afdoen maar het geding verwijzen, aangezien de mogelijkheid bestaat dat gedeelten van de primaire vordering door tijdsverloop hun belang hebben verloren.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 26 juli 2011 en verwijst het geding naar het gerechtshof in Den Haag ter verdere behandeling en beslissing.
MRB advocaten schreef in 2013 twee keer eerder over deze zaak:14 mei en 11 november. Zie de blog pagina van mrbadvocaten.nl.